AANKRUISEN WAT VAN TOEPASSING IS EN DAN VOORAL KOPEN II
• Alfred Krans
Wat een leuke rubriek was dat, zeiden een paar mensen. Komt die nu in elk nummer? Nee, onregelmatig, als ik tijd en veel gezien heb wat de moeite waard is, onderweg en op de website. Nu dus.
De vorige keer schreef ik over de dvd van de New Kids, de vijf aso’s uit het Brabantse dorp Maaskantje. Ze hebben nu een carnavalshit Groeten uit Brabant. “Bende nie zo blij en zitte in de put, dan kunde gij de groeten uit Brabant krijgen, kut”. Gehoord bij een Brabantse vriend. Hun film behoort inmiddels tot de best bezochte Nederlandse film van 2010 met 728000 bezoekers. En dan hebben we ook nog Oh Oh Cherso, het programma van de Haagse hufters, maar dat gaat meer over hun domheid en niet over gewelddadigheid. Ze zijn wel net zo drankzuchtig als hun Brabantse neefjes. En nu zitten ze in de bergen om een après-ski vervolg te maken: Oh Oh Tirol. Tot afgrijzen van de culturele elite. Die kan nog steeds niet het onderscheid maken tussen de gewone man en de aso. De gewone man is al in opmars sinds de culturele revolutie van de jaren 70. Weet je nog wel, toen gingen we plat praten en de werkkleding van de arbeiders dragen, dat hoorde bij de democratie. En nu hebben we ze niet alleen op de tv, maar ook in het parlement. Niks nieuws hoor, De Toqueville schreef er al over in 1840, maar wel met berusting.
Beter nieuws uit Brabant. Ik zag een prachtige website van Wilma van den Akker, www.jewilhandgemaaktesieraden.nl , Ze woont in Erp, onder de rook van Breda is dat geloof ik en ze maakt sieraden van koper, messing, alpaca, metalen, waar eigenlijk nooit sieraden van worden gemaakt. Wat een creativiteit en hoe mooi om naar te kijken. Ik heb een koperen armband met 3 cameeën in het midden, een erfstuk van mijn overgrootvader, die dat in zijn verliefdheid voor zijn aanstaande vrouw had gemaakt en dat lag al jaren in het donker van een kistje te niksen. In het midden gebroken en niet meer te repareren. De plaatselijke juwelier kon het niet, stel je voor, een koperen ding, maar vanaf zilver kon ik wel bij hem terecht. Ja koekedeeg, een Groningse kunstenaar heeft het toen geprobeerd, maar na twee keer dragen moest ik hem uit een klimophaag vissen, weer gebroken. Zou Wilma van den Akker? Jawel, zij kon het en hij is nog steeds heel. Ik heb beloofd, dat alstie toch onverhoopt weer breekt, zij een nieuwe armband voor mij mag ontwerpen. In messing. En als ik in de buurt ben, kom ik beslist kijken in haar atelier. Jullie nu dus ook.
Bij De Slegte zag ik heel andere sieraden. Een boek De loslippige sieraden van Denis Diderot in de vertaling van Tatjana Daan. In 1748 schreef Diderot deze roman over de sultan Mangogul, die dankzij de toverkracht van een ring het “sieraad” van de vrouw, haar geslacht dus, kan laten praten. 363 bladzijden erotische avonturen met kritiek op de maatschappij. Voor een habbekrats gekocht voor mijn oudste zoon, die houdt daar wel van.
Voor mijn verjaardag een cd gekregen, die in de herfst is uitgekomen, maar nauwelijks publiciteit heeft gekregen. Ring van de groep Glasser. Zangeres Cameron Mesirow uit Los Angeles heeft een stem als een poolwind en laat zich begeleiden door roffelende percussie, een hikkend vrouwenkoor, een klokkenspel, synthetische violen en marimba’s. Sounds uit de jaren 60, folk, etherische stijlen en vooral opzwepend. Heel bijzonder.
Zo af en toe moet je eens een kijkje nemen op een website, die ik per toeval ontdekte: www.coupdefouet.eu In het Engels, Catalaans, Spaans en Frans geeft het de meest complete informatie over het Art Nouveau erfgoed van de hele wereld. Alleen Nederland is nergens te vinden. Maar als het Drents Museum weer geopend is, ga dan eens naar de prachtige collectie van de Stichting Schone kunsten rond 1900 met veel Art Nouveau objecten. Er is ook een meertalig tijdschrift Coup de Fouet (fouet betekent zweepslag), dat gratis kan worden gedownload. Er zijn inmiddels 15 nummers verschenen.
Time Magazine noemde de Espresso Book Machine een van de beste uitvindingen van 2007. Ik zag hem staan bij het American Book Center aan het Spui in Amsterdam. Een volautomatische minidrukkerij, die in een paar minuten een compleet boek met kaft maakt van je zelf gemaakte gedichten, je dissertatie, je eigen kookboek. Een automatiek voor boeken dus. Het ABC gebruikt hem zelf voor het drukken van weinig gangbare titels en exotische bestellingen. De machine is verbonden met allerlei databases die meer dan driehonderdduizend titels bevatten. En je kunt aan de zijkanten het proces volgen. Nu nog een knop voor een lekker kopje espresso, terwijl je wacht. Want dat heeftie niet.
Bij Wristers de verkorte dissertatie van Martijn Icks gezien, Heliogabalus. Een denkbeeldige biografie. Hij beschrijft hierin het leven van deze Romeinse keizer (ca 203-222), die op veertienjarige leeftijd de troon besteeg en hoe hij in de loop der eeuwen in de literatuur, de kunst en de historie wordt beschreven. Kort gezegd komt dat neer op: van hufter tot anarchistische held. De anonieme auteur van een biografie, die onderdeel uitmaakt van de Historia Augusta beschrijft hem als niet alleen de smerigste van alle tweevoeters, maar van alle viervoeters, die naakte vrouwen voor zijn wagen liet spannen, ereambten aan mannen gaf, die als enige verdienste hun gigantische geslachtsdeel hadden, die een bordeel in zijn paleis opende, waar hij zich aan de voorbijgangers aanbood en nog veel meer. Maar Louis Couperus beschrijft hem in zijn roman “Een berg van licht” als een beeldschone jongeman met een ziel die vergeleken kan worden met “de uiterste bloem eener uitbloeiende overbeschaving.” Veel kunstenaars zijn geïntrigeerd door zijn scabreuze levenswijze en geven zijn daden een nieuwe duiding en langzaam maar zeker raakt de interpretatie van Heliogabalus ver verwijderd van de oude bronnen. Antonin Artaud noemt hem in 1934 een gekroonde anarchist, daarna duikt hij in de kunst, de film en de literatuur op als kwijnende decadent, eigenzinnige rebel, rokkenjager en zelfs als popster avant la lettre in de popsong Heliogabalus van Momus uit 2001: He was beautiful and sexy and completely without guilt. En zoals Icks aan het eind zegt: Iedereen schept zijn eigen Heliogabalus.
Even verderop lag een verbijsterend boek van Auke van der Woud, Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw. Over de onderwereld van het proletariaat, waar de gegoede burgers nooit kwamen, waar je nauwelijks fatsoenlijk kon leven in de vochtige bouwvallige krotten van tien vierkante meter zonder ramen en waar gemiddeld vijf mensen woonden. Deze achterbuurten vol stegen en gangen bevonden zich meestal achter de huizen langs doorgaande wegen, zodat ze aan het zicht waren onttrokken en gemakkelijk konden worden genegeerd. Halverwege de negentiende eeuw woonde de helft van de vier miljoen Nederlanders in deze achterbuurten. En ze deden allemaal hun behoeften op straat. Van der Woud vertelt wat de steden met de gigantische hoeveelheden stront en vuilnis deden. Groningen had bijvoorbeeld een gemeentelijke dienst, die de inhoud van de poepdozen verzamelde en met winst verkocht aan de boeren, Amsterdam liet aan het eind van de eeuw een stelsel aanleggen van watercloset en pneumatische buizenpost waarin de ontlasting onder hoge druk werd weggespoten naar grote beerputten. Rioleringen kwamen pas in de twintigste eeuw, omdat de politici een hekel hadden aan overheidsingrijpen. “Het onfatsoenlijke leven zat in de ruimtelijke structuur, in de architectuur van de sloppen en stegen opgesloten”, aldus van der Woud.
Politici van tegenwoordig hebben helemaal niet meer zo’n hekel aan overheidsingrijpen, zeker niet als het om kunst en cultuur gaat. Afknijpen van subsidies, het opheffen van orkesten, verhoging van de btw op kunstvoorwerpen, daarmee win je niet de kiezersgunst, want het volk wil kunst en cultuur, oftewel brood en spelen. Niks nieuws onder de zon, want in 1872 debatteerde de Tweede Kamer over de vraag of de bouw van het Rijksmuseum wel op de staatsbegroting mocht staan. Daarbij werd o.a. verwezen naar de uitspraak van Thorbecke: “Kunst is geen regeringszaak”. Multatuli mengde zich in het debat en zei:”Regeerders die menen dat kunst geen regeringszaak is, maken ’t regeren tot een kunstje”. Hij schreef zijn Ideeën 1050c, 1050d en 1051 over dit onderwerp en ze zijn nog zo fris en actueel, dat onze huidige premier Rutte en zijn barbaarse cultuurstaatssecretaris Zijlstra er hun voordeel mee kunnen doen. Lees ze.
Ik zag de voorstelling Het Vindingrijk van de Peergroup in een leegstaand schoolgebouw in Winschoten. Dit Drentse gezelschap uit Veenhuizen is een soort mobiele theaterwerkplaats, waar ook inspiratie wordt gehaald uit de sociologie, de biologie en de culinaire wereld. Hun voorstelling Onland ging bijvoorbeeld over de aanleg van een waterbergingsgebied op de grens van Groningen en Drenthe. Er wordt een boer gevolgd, die in dit gebied woont en zijn grond niet wil verkopen en straks met zijn have op een terp in het water woont. Een combinatie van theater en sociologie in een agrarische setting. Faust Inc. speelde in een afgedankte strokartonfabriek in Ter Apel, die dankzij deze voorstelling weer gaat draaien. De Peergroup heeft sinds kort een nieuw onderkomen gevonden in een voormalig munitiedepot in de buurtschap Donderen onder de rook van Norg. Daar kreeg ook de graficus Albert Rademaker de Culturele Prijs van Drenthe voor 2010 uitgereikt. En Vindingrijk ging over de krimp en leegstand in Oost-Groningen en over de vraag wat je met zo’n oud schoolgebouw allemaal kunt doen. Ze hebben een mooie website: www.peergroup.nl
Jan Gerritsen, correspondent van de NRC, net overleden, woonde jaren in IJsland hij was met een IJslandse getrouwd. Ja, wat hebben we nou met IJsland Sinds de bankencrisis een heleboel en als je er met vakantie naar toe wilt, moet je eerst het boek van Gerritsen lezen: Ijsland ontploft. Over saga’s en bankiers, vissers en vulkanen. Een uitstekende gids van het land, maar het gaat ook over geschiedenis, hebzucht en ontwrichting. En ik nam uit een antiquariaat een roman mee van een IJslandse schrijver, Halldór Laxness, Onafhankelijke mensen, weer zo’n Nobelprijswinnaar, in 1955, waar niemand meer van heeft gehoord. Nee, want je vraagt je af of deze roman nu echt niet verder komt dan het niveau van een streekroman. Wel mooi hoor, het gaat over de op- en ondergang van een IJslandse boer in de eerste helft van de 20e eeuw, je leert een hoop over de geschiedenis en allerlei gebruiken en tradities en toen ik het uit had, wist ik, dat ik er nooit wilde wonen en ik hoef er ook niet heen met vakantie. Van Laxness zijn nog wel werken verkrijgbaar.
En snel naar Nijmegen. Ik kocht daar bij boekhandel Roelants Land in litho’s van Corneille, met gedichten en tekstfragmenten uit de Nederlandse literatuur met het thema Nederland. Afgeprijsd voor €5. En toen kon ik het niet laten om voor dezelfde prijs Zinnenstrelende huiveringen te kopen, erotische tekeningen van Corneille bij de erotische poëzie van Anette da Graça. Oh wat mooi!
Meer erotiek? Want we zijn toch niet bang voor de lust? Ik zag in een winkel in Utrecht, waarvan ik de naam niet meer weet, een piepklein tentoonstellinkje van boeken onder de titel “Verhalen uit het echtelijke bed en meer ontwrichtende geilheid”. Ik dacht, dat het om pornografie ging, maar nee, nee, hoogwaardige literatuur. Freedom van Jonathan Franzen stond er, over het volmaakte huwelijk met saaie seks. En wat zegt Franzen: als iedereen er buitenshuis op los neukt, hoe houden we onze samenleving dan bij elkaar? De klassieke romans van Madame Bovary, Lady Chatterley’s Lover, Lolita, Portnoy’s Complaint gaan allemaal over verboden seks, maar ook The human Stain van Philip Roth, een van zijn laatste romans. En De grote zaal van Jacoba van Velde stond er ook bij, uit 1951, over een dodelijk saai huwelijk zonder seks. Waar ik met interesse in gekeken heb was het boek van Piet Calis: Venus in minirok. Seks in de literatuur na 1945. Calis is voor mij de man van zijn literatuurgeschiedenis Het spel en de knikkers, in 2 delen, dat ik jarenlang bij mijn literatuurlessen heb gebruikt. Calis concludeert, dat er nog steeds taboes zijn in de literatuur, waar zelden of nooit over wordt geschreven, uit angst om in pornografie te vervallen, zoals incest en seks tussen volwassenen en minderjarigen. Het deed me denken aan mijn middelbare schooltijd, toen dat boek van Han. B. Aalberse in een kaft van krantenpapier van hand tot hand ging, De liefde van Bob en Daphne, over seks tussen minderjarigen. En als je het uit had, moest je het doorgeven aan de volgende op het lijstje, dat voorin zat. Ik was 16 en zat in de derde en moest het doorgeven aan een jongen uit de eindexamenklas. En die kende ik niet, dus moest ik voor zijn klas wachten en vragen wie Johan T. was. Verschrikkelijk, het zweet op je voorhoofd. En vijftien jaar geleden schreef ik mee aan een literatuurgeschiedenis voor de middelbare school. Voor uitgeverij Meulenhoff. Alles moest fris en vernieuwend zijn en ik kreeg de jaren 60. Dus paragrafen over Jan Wolkers, Gerard Reve, maar ook Jan Cremer, Andreas Burnier en ik had ook Astère Michel D’Hondt erbij gedaan, die over pedofiele relaties schreef. En bij iedere schrijver moest een fragment uit een roman. Nou, dat heb ik geweten. We kwamen regelmatig bij elkaar in dat motel in Nulde om de voortgang te bespreken, maar er werd ook een keer vergaderd zonder mijn aanwezigheid, om mijn bijdrage te bespreken. Men was hevig gechoqueerd over zoveel seks. Ja, wat wil je, de jaren 60 en het moest toch fris en vernieuwend zijn? Achteraf bleek, dat de meerderheid van mijn collega’s van zeer christelijke huize waren en bijna een rolberoerte had gekregen. Ik heb me dus maar teruggetrokken, want dit werd niks. Het boek is een jaar later uitgegeven, wel met Wolkers en Reve erin, maar zonder seks en Cremer, Burnier en D’Hondt ontbraken. Ze hebben ook niet veel verkocht.
Vorig jaar schreef ik een artikel voor Schoon Schip over versiering in de architectuur, waarin o.a. de nieuwe Nederlandse architectuur Fusion aan bod kwam. Ik had het over het Inntel-hotel met de Zaanse schanshuisjes, de Westermoskee in Amsterdam, Le Medi in Rotterdam, allemaal voorbeelden van Fusion. Er is inmiddels een boek verschenen over deze nieuwe architectuur van Wilfried van Winden: Fusion. Pleidooi voor een sierlijke architectuur in een open samenleving. En in Themawijk. Wonen op een verzonnen plek van Sabine Meier en Arnold Reijndorp staat een achtergrondverhaal over Le Medi gebaseerd op twee vragen: wat drijft de kopers van huizen in deze wijk en wat drijft de woningmarkt om ze te bouwen? Mooi aanvullend materiaal op mijn artikel.
Ik kwam onlangs in een andere Rotterdamse wijk terecht, de Tarwewijk, waar veel Oost-Europese immigranten wonen. Een veiligheidsrisicogebied, volgens mij vooral veroorzaakt door de architectuur. Huizenrijen zonder voorzieningen, zodat niemand zijn buren kent en je niet weet, wat er zich achter al die voordeuren afspeelt en niemand wil er dus lang wonen. In een van de panden was een openbare etalage ingericht door Migration Papa, een internationaal journalistiek collectief. Er waren digitale schermen opgehangen met foto’s en tekstbeelden van Dhaka, Lagos, Detroit en Sao Paulo, wereldsteden vol migratie en grotestadsproblematiek. Daar is nu de Tarwewijk aan toegevoegd met beelden van piepkleine woningen en de paar winkels met rare opschriften als “Kapsalon Halal Specialties”. Een mooi kunstproject in deze armoedige arbeiderswijk. Er is ook een website: www.papaplatform.com
En als je van asfalt houdt, moet je het fotoboek kopen van Siebe Swart: Panorama Nederland, dat onlangs is uitgeroepen tot vaderlands cultureel erfgoed. Swart is tien jaar lang bezig geweest om de invloed van de aanleg van grote infrastructuurwerken op het landschap vast te leggen. Al deze foto’s laten de diepe sporen zien, die de mobiliteit door ons landschap heeft getrokken. De schoonheid van de HSL, die over een brug suist, maar ook een weiland, dat een meer wordt in de Blauwe Stad of de caravan met plastic tuinstoelen, die ineens is verdwenen voor een tunnel van de Betuwelijn. Het doet denken aan de werkwijze van het foto-echtpaar Bernd en Hilla Becher, dat tientallen foto’s van gashouders en watermolens maakte met steeds dezelfde afstand en grijze luchten. Swart is nu bezig met een project Het lage Land, waarin hij met luchtfoto’s de rol van het water in het landschap laat zien. In het najaar wordt dit geëxposeerd in Huis Marseille in Amsterdam. Onthouden!
Over design hebben we het nog niet gehad. Om mee af te sluiten: een lamp, twee banken en een kandelaar. De Bredase ontwerper Rob Hebing,25, ontwierp de Bench, een bank, die voortdurend andere vormen aanneemt als je erop gaat zitten. Hij kan zich omvormen tot een ligstoel of een chaise longue en soms krullen alleen de uiteinden omhoog, waardoor je een perfecte houding krijgt voor een goed gesprek. Zo lang je stil blijft zitten, houdt de bank dezelfde houding aan, maar zo gauw je gaat verzitten, verandert de vorm, dankzij allerlei sensoren, die signalen doorgeven. Kijk op zijn website: www.robhebing.nl En wil je een pompeuze bank uit het verre oosten met Kelim stoffering en kwastjes op de armleggers, kijk dan naar de bank Casablanca op www.apartdesign.nl Het is alleen al wellustig om er naar te kijken. Een klepkandelaar, gemaakt van gebruikte motorkleppen van containerschepen, ontworpen door de Duitse Simone Romanov op www.skoonecodesign.nl En een prachtige bloemrijke pendant lamp Flowerfield, waarmee je zelfs een heel bloemenveld kunt creëren op www.brassa.nl Niet duur en al drie keer in prijs verlaagd.