OVIDIUS EN DE ZONDVLOED
Alfred Krans
In het vorige nummer van Schoon Schip stond mijn artikel"Ovidius in de moderne architectuur". Tot mijn verbijstering waren de foto's van de gebouwen, die ik had beschreven, niet afgedrukt en dat deed toch wel afbreuk aan het artikel. Architectuur is aan schouwelijk, je moet het zien en daarom
staan ze alsnog in dit nummer. Het Musée des Confluences in Lyon van Coop Himmelb(l)au, waarin geen collectie
schilderijen en sculpturen te zien is. De Disney Hall van Frank O'Gehry in Los Angeles, een concertzaal als een soort
exploderende roos. Het Concertgebouw van Plot in Stavanger met de haven als achtergrond. Het BVA – project in Wenen van Wolfgang Tschapeller, de gerecyclede kantorenkolos. Het Storefront for Art and Architecture van Steven Holl in Manhattan, zonder ramen en deuren en het station Lyon – Satolas van Santiago Calatrava met de vogelvormige structuur.
Frank O'Gehry heeft inmiddels vorig jaar een nieuw museum opgeleverd in het Duitse stadje Herford, dat ligt tussen Hannover en Dortmund, het is het hart van de Duitse meubelindustrie. Het museum heet dan ook toepasselijk MARTa, Möbel, ART en ambiente. Het zou oorspronkelijk uitsluitend een meubelmuseum worden, maar de vorige burgemeester benoemde Jan Hoet, die dertig jaar lang leiding gaf aan het S.M.A,K. in Gent, tot directeur en toen was het al snel een uitgemaakte zaak, dat het accent zou komen te liggen op de beeldende kunst. De gevel van het museum is transparant, heeft een reusachtig logo en geen ramen. Het licht valt via hoge schoorstenen van bovenaf direct in de tentoonstellingszalen binnen. Aan weerskanten van de ingang en erboven zijn een aantal cilinders van baksteen schots en scheef naar de hemel gericht, die worden afgedekt met een dak van plaatstaal. Binnen bevindt zich 2500 vierkante meter expositieruimte en dat is bescheiden in vergelijking met Gehry's ontwerpen van de Disney Hall in Los Angeles en het Guggenheim museum in Bilbao. Hoewel de openingstentoonstelling My private hero's, een overzicht van Jan Hoets favoriete kunstenaars, net is afgelopen, is een bezoek aan dit museum zeer de moeite waard. Vanuit Nederland en Vlaanderen kun je zelfs in een dag heen en weer. En Jan Hoet is al weer bezig met zijn derde museum, dat in 2008, als zijn contract in Herford afloopt, moet worden geopend.
Een mecenas uit Hongarije heeft 53 miljoen euro ter beschikking gesteld voor een drijvend museum, dat via de Europese rivieren de belangrijkste havens zal aandoen. De wedstrijd voor het ontwerp zal nog dit jaar worden uitgeschreven. Jan Hoet is bij de opening dan 72 . Inmiddels is in Rotterdam de tweede internationale architectuur – biënnale, met als titel "De zondvloed", ook al weer een paar maand achter de rug. Uitgangspunt was het thema water, dat steeds meer een bedreiging vormt als gevolg van klimaatveranderingen, waardoor de zeespiegel stijgt en rivieren vaker buiten hun oevers treden door grote hoeveelheden neerslag. Nederland heeft als gevolg hiervan te maken met een nieuwe waterproblematiek. Eeuwenlang werd het water bestreden door landaanwinning en nationale planning, maar sinds de jaren zeventig lijkt hier een eind aan te zijn gekomen en wordt een breuk met de traditie zichtbaar. Het niet meer inpolderen van de Markerwaard is hier een duidelijk voorbeeld van. Architecten, ingenieurs, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten houden zich nu meer bezig met vragen als: wat is er te doen tegen het steeds meer inklinken van toch al diepe polders, hoe schep je meer ruimte voor rivieren, hoe krijg je een sterke kust. Het bedwingen van het water biedt een unieke kans om nieuwe steden, nieuwe landschappen en gebouwen te creëren. In gebouw Las Palmas op de Wilhelminapier, dat aan drie kanten door water wordt omgeven, kon men kennis maken met de Nederlandse en internationale actualiteit van het bouwen met water. In alle watersteden speelt het water de belangrijkste rol bij de
opbouw van de stad. Amsterdam is beeldbepalend door het IJ, de Amstel en het halfronde grachtenpatroon, Rotterdam door de rivier en de havens en in beide steden zijn voormalige havengebieden omgebouwd tot ideale woonwijken. De meest karakteristieke plekken en gebouwen in steden liggen in veel landen vaak aan het water: het San Marco plein in Venetië, het stadhuis van Stockholm, de Notre Dame in Parijs, de Hermitage in Sint Petersburg. In de komende decennia zouden nieuwe watersteden kunnen worden gebouwd, zoals de catamaranstad voor de kust van Goeree of nieuwe manieren worden ontwikkeld om water te gebruiken in bestaande steden, bijvoorbeeld om van Rotterdam een vaartenstad te maken, waar je je per boot even gemakkelijk verplaatst als met de fiets of de auto.
Adriaan Geuze, curator van de biënnale, zegt in de catalogus: "In Nederland zijn de laatste eeuw heel wat steden en stadsuitbreidingen gebouwd. Hun planning stond meestal in relatie met de infrastructuur van snelwegen en treinverbindingen, terwijl je vanuit de watertraditie toch zou verwachten dat Nederland nog steeds zou profiteren van de rivieren, de kust, de getijdenbekkens en de meren. Juist daar zou je mooie steden kunnen maken, maar dat gebeurt nauwelijks."
Wel bijvoorbeeld in Amsterdam. Ruim honderd jaar geleden heeft de aanleg van het Centraal Station de stad veranderd in een stad aan het spoor. Het pas geopende Muziekgebouw/BIMhuis aan het IJ is een van de gebouwen, die van Amsterdam weer een stad aan het water moet maken. Samen met de buren, een groot hotel in aanbouw en een terminal voor cruiseschepen, vormt het een soort trein van gebouwen, die weer onderdeel is van een lange reeks kantoorgebouwen en woningen, die de verbinding vormt tussen de oude stad en de oostelijke eilanden, waar voormalige havengebieden zijn veranderd in nieuwe woonwijken.
Het Deense architectenbureau Nielsen en Nielsen heeft met haar no nonsense – architectuur het Muziekgebouw tot blikvanger aan de kop van de trein gemaakt. Het gebouw oogt als een cruiseschip aan de kade, dat op het punt staat om uit te varen. Vanaf de Piet Heinkade geeft een loopbrug toegang tot het Muziekgebouw/BIMhuis, dat overal de illusie geeft van een plezierboot. Het hele gebouw bestaat uit drie afzonderlijke delen, die worden bijeen gehouden door de glazen gevels en het dikke dak met de grote luifel. In het hart bevindt zich de grote muziekzaal, de zwarte uitstekende doos is het BIMhuis en aan de achterkant ligt het kantoorgedeelte, dat met groene glasplaten is bedekt. Overal word je omringd door glas en licht, boven café – restaurant Star Ferry kun je zelfs over een glazen vloer lopen, waarbij het lijkt of je zweeft. Met zijn openbare pleinen is dit gebouw een nieuwe waterstad aan het IJ geworden.
Een toekomstige waterstad kan ook het recreatie – eiland voor de kust van Goeree worden, een project van de Noorse Spacegroup uit Oslo, dat Catamaran City is gedoopt. Het is gepland in een reeks zandbanken en geulen, die onbevaarbaar zijn en bij Goeree vier kilometer breed is. Een van deze zandbanken ligt zomers droog en daarop wordt een boardwalk geconstrueerd, een boulevard, die met het tij meebeweegt en allerlei tijdelijke faciliteiten heeft, zoals kiosken, een duiktoren,
Groningen museum
hutten, een basketbalveld, maar ook voorzieningen ter bescherming tegen de natuur en het klimaat. In de zomer kunnen er extreme sporten worden beoefend, die op het land verboden zijn, zoals sandsurfing, waarvoor je nu nog naar Libië moet. Tussen de zandbank en het vasteland kunnen grote aantallen catamarans aanmeren. Recreatie en natuur liggen in elkaars verlengde, doordat er voor de zandbank kunstmatige riffen van zakken geotextiel worden aangelegd, die functioneren als golfbrekers en waaraan zich mosselen en kokkels zullen hechten, een vorm van aquacultuur, die
weer gelegenheidsvissers aantrekt. Massatoerisme langs de kusten heeft wereldwijd grote gevolgen. In de zomer vormen toeristen een enorme groep tijdelijke bewoners, die niet deelnemen aan het arbeidsproces, maar economisch gezien wel een grote invloed uitoefenen. Dit kusttoerisme is voor arme gebieden vaak de enige mogelijkheid om aan de welvaart deel te nemen, maar het vormt tegelijkertijd een enorme belasting voor de cultuur en het landschap. Om hierin een evenwicht te vinden zijn er projecten ontworpen door diverse architectenbureaus voor bijvoorbeeld de nog bijna ongerepte kust van Kroatië, enkele oude kustplaatsen in Schotland en nog te ontwikkelen rivieroevers in Brazilië, waar zeeschepen tot 2000 kilometer landinwaarts kunnen varen.
En welk effect heeft de stijging van de zeespiegel op de inrichting van het land? In Nederland waren polders eeuwenlang de oplossing, maar die liggen zeven meter onder de zeespiegel, het veen klinkt in en de dijken moeten steeds meer worden opgehoogd. Een modern alternatief is landfill, grond verplaatsen, die je elders opspuit. Zo heeft de Zwitserse architect John Palmesino een project ontworpen voor de onvoltooide Markerwaard voor de kust van Amsterdam, samen met de Britse architect John Lonsdale. Er liggen al dijken bij Marken en tussen Enkhuizen en Lelystad. Het zand van de slenken en geulen kan worden gebruikt om een keten van eilanden op te spuiten, waardoor aan de zuidkant woonwijken kunnen worden gebouwd en aan de noordkant moerassen en wetlands ontstaan. Tussen Amsterdam en Almere kan dan een archipel worden gecreëerd, die met tunnels is te bereiken. Natuur en stad worden zo op een aangename manier verenigd.
In de Nederlandse delta raken de rivieren steeds moeilijker hun overtollige water kwijt. Architect Winy Maas van bureau MVRDV bedacht een plan voor de Yselmond bij Kampen. Hij creëert een nieuwe leegte voor de Ysel in een ecologisch landschap van half moeras en half weiland. Als
eens in de zoveel jaren de uiterwaarden onderlopen, ontstaat een flood plain van gebouwen in het water op palen, doordat de betonnen platen, die onder de huizen
zijn geschoven, hydraulisch kunnen worden opgekrikt. Grondverplaatsing blijkt hier 60% goedkoper dan het ophogen van de dijken.
De zondvloed als hulp in plaats van bedreiging vormt een omslag in het denken van architecten en ecologen, waarmee ook in andere disciplines wordt geëxperimenteerd. Voor het Oerol – festival op Terschelling maakten de choreografen Diane Elshout en Frank Händeler een dansvoorstelling, Gemini, waarbij de hulp van het water wordt ingeroepen om hen te bevrijden van fysieke beperkingen. Tweeduizend liter water stroomt in vijftig minuten als een ruisend gordijn naar beneden en vult langzaam een bassin. Het ballet is gebaseerd op een tekst van de Franse schrijfster Marguerite Duras over de drang om een volmaakte twee – eenheid te vormen ondanks strijd en verwijdering. Sommige scènes spelen in het met water gevulde bassin, andere in en achter het Philip Paviljoen watergordijn. "Breek als danser door een waterscherm heen, dan vind je achter die waterval vrijheid."Ovidius heeft zich na eeuwen nu ook meester gemaakt van de zondvloed. Rivieren treden buiten hun oevers, de zeespiegel stijgt, maar de kracht van het water wordt beteugeld door het verhaal van Daphne en de laurierboom.
2005-3